Zoals beloofd mijn tweede reflectie over een les wereldoriëntatie op stage. De les die ik uitgekozen heb, is de les rond zinken en drijven.
Bij de les rond zinken en drijven heb ik eerst een verhaal verteld aan de hand van mijn kamishibai. Het verhaal ging over een bever die een vlot gebouwd had. Hij vond het zo knap, dat hij al zijn vrienden gaat ophalen. Maar nadat al zijn vrienden op het vlot zitten en er ook nog een vlinder op het vlot landt, zinkt het vlot. Daarna heb ik aan de leerlingen verteld dat ze na de speeltijd zelf een vlot mochten bouwen, maar dat ze eerst zelf eens moesten ondervinden wat zinken en drijven was. Er was een heleboel gejuich in de klas. Na de speeltijd wilden de leerlingen meteen naar de klas. Daar stond het hoekenwerk al klaar. Ik lichtte de opdrachten kort toe en de leerlingen gingen meteen aan de slag. Het hoekenwerk zag er als volgt uit:
- Hoek 1: Wat drijf er en wat zinkt? Hoe komt het dat het blijft drijven?
- Hoek 2: Wat is de opwaartse kracht van water? Wanneer heb je dat al eens gevoeld?
- Hoek 3: Is de vorm van een voorwerp belangrijk bij zinken en drijven?
- Hoek 4: Wat doet zout met water? Wat is er speciaal aan de Dode Zee?
Na het hoekenwerk, bespraken we wat ze geleerd hadden en hoe ze dat konden toepassen bij het bouwen van hun vlot. Daarna liet ik enkele prenten van vlotten op het bord zien en vroeg ik hen hoe het kwam dat die vlotten goed waren. Daarna gingen ze in groepjes zelf aan de slag. Ze kregen allerlei kosteloos materiaal en moesten daaruit kiezen wat ze konden gebruiken zodat hun vlot bleef drijven. Als alle vlotten af waren, hebben we ze allemaal samen getest. En ja hoor, alle vlotten bleven drijven. De leerlingen waren apetrots! Kijk maar eens naar het resultaat.
Wat ging er goed?
- Ik heb weer geprobeerd om multiperspectief te zijn. Zo heb ik rond volgende bestaansdimensies gewerkt (mens en het muzische, mens en medemens, mens en techniek & mens en natuur).
- De leerlingen zijn gedurende de hele les actief geweest. Ze zijn zelf opzoek gegaan naar wat zinken en drijven is en naar de mogelijkheden om een vlot te bouwen.
- De leerlingen waren betrokken bij de les. Achteraf kwamen ze vragen of ze er nog eens één mochten maken. Dat vond ik heel fijn.
Wat ging er minder goed?
- Ik heb geprobeerd om het didactische model van Jelle Jacobs toe te passen op deze les. Achteraf gezien heb ik een stapje overgeslagen. Ik heb de leerlingen meteen het hoekenwerk laten doen, waardoor ze niet eerst creatief oplossingen hebben kunnen zoeken. De rest van het didactische model heb ik wel juist toegepast.
Wat haal ik hier uit?
Ik ben al gegroeid in het geven van techniek. De eerste keer dat ik de theorie rond techniek zag, begreep ik nog niet hoe dat in de praktijk moest omzetten. Ik vind deze les toch al een goed begin. Ik heb geprobeerd om rekening te houden met het didactisch model en met de TOS21-matrix. Ik weet dat het niet volledig gelukt is, maar alle begin is moeilijk. Naar volgende keer toe ga ik proberen om nog meer vakken in te vullen bij de TOS21-matrix en om de stap die ik overgeslagen heb bij het didactisch model niet meer over te slagen. Ik ben blij dat ik de kans om techniek te geven gekregen heb, nu begrijp ik het beter.