zondag 24 november 2013

Zinken en drijven

Hey Bloggers,

Zoals beloofd mijn tweede reflectie over een les wereldoriëntatie op stage. De les die ik uitgekozen heb, is de les rond zinken en drijven.

Bij de les rond zinken en drijven heb ik eerst een verhaal verteld aan de hand van mijn kamishibai. Het verhaal ging over een bever die een vlot gebouwd had. Hij vond het zo knap, dat hij al zijn vrienden gaat ophalen. Maar nadat al zijn vrienden op het vlot zitten en er ook nog een vlinder op het vlot landt, zinkt het vlot. Daarna heb ik aan de leerlingen verteld dat ze na de speeltijd zelf een vlot mochten bouwen, maar dat ze eerst zelf eens moesten ondervinden wat zinken en drijven was. Er was een heleboel gejuich in de klas. Na de speeltijd wilden de leerlingen meteen naar de klas. Daar stond het hoekenwerk al klaar. Ik lichtte de opdrachten kort toe en de leerlingen gingen meteen aan de slag. Het hoekenwerk zag er als volgt uit:

- Hoek 1: Wat drijf er en wat zinkt? Hoe komt het dat het blijft drijven?
- Hoek 2: Wat is de opwaartse kracht van water? Wanneer heb je dat al eens gevoeld?
- Hoek 3: Is de vorm van een voorwerp belangrijk bij zinken en drijven?
- Hoek 4: Wat doet zout met water? Wat is er speciaal aan de Dode Zee?

Na het hoekenwerk, bespraken we wat ze geleerd hadden en hoe ze dat konden toepassen bij het bouwen van hun vlot. Daarna liet ik enkele prenten van vlotten op het bord zien en vroeg ik hen hoe het kwam dat die vlotten goed waren. Daarna gingen ze in groepjes zelf aan de slag. Ze kregen allerlei kosteloos materiaal en moesten daaruit kiezen wat ze konden gebruiken zodat hun vlot bleef drijven. Als alle vlotten af waren, hebben we ze allemaal samen getest. En ja hoor, alle vlotten bleven drijven. De leerlingen waren apetrots! Kijk maar eens naar het resultaat.






Wat ging er goed? 
  • Ik heb weer geprobeerd om multiperspectief te zijn. Zo heb ik rond volgende bestaansdimensies gewerkt (mens en het muzische, mens en medemens, mens en techniek & mens en natuur).
  • De leerlingen zijn gedurende de hele les actief geweest. Ze zijn zelf opzoek gegaan naar wat zinken en drijven is en naar de mogelijkheden om een vlot te bouwen.
  • De leerlingen waren betrokken bij de les. Achteraf kwamen ze vragen of ze er nog eens één mochten maken. Dat vond ik heel fijn.

Wat ging er minder goed?
  • Ik heb geprobeerd om het didactische model van Jelle Jacobs toe te passen op deze les. Achteraf gezien heb ik een stapje overgeslagen. Ik heb de leerlingen meteen het hoekenwerk laten doen, waardoor ze niet eerst creatief oplossingen hebben kunnen zoeken. De rest van het didactische model heb ik wel juist toegepast.

Wat haal ik hier uit?
Ik ben al gegroeid in het geven van techniek. De eerste keer dat ik de theorie rond techniek zag, begreep ik nog niet hoe dat in de praktijk moest omzetten. Ik vind deze les toch al een goed begin. Ik heb geprobeerd om rekening te houden met het didactisch model en met de TOS21-matrix. Ik weet dat het niet volledig gelukt is, maar alle begin is moeilijk. Naar volgende keer toe ga ik proberen om nog meer vakken in te vullen bij de TOS21-matrix en om de stap die ik overgeslagen heb bij het didactisch model  niet meer over te slagen. Ik ben blij dat ik de kans om techniek te geven gekregen heb, nu begrijp ik het beter.

Een les over magneten...

Hey bloggers,

Mijn stage is achter de rug. Het was leuk, maar vermoeiend. Om mijn blog verder uit te werken, heb ik besloten om over een paar lessen wereldoriëntatie, die ik op stage gegeven heb, te reflecteren.

Eén van die lessen was de les rond magneten.
Toen ik dit onderwerp kreeg, was ik enthousiast. Ik vond het een uitdaging om een les techniek te geven. Ik ben beginnen brainstormen en had veel ideeën, maar toen zag ik dat ik maar 50 minuten had om deze les te geven. Dat vond ik jammer, want zo moest ik vele ideeën schrappen.

Ik ben begonnen met een leuke instap. Ik had de leerlingen voor een probleem gezet. Ik had een potje gevuld met zand en daar een paperclip in gestoken. Ik wilde de paperclip terug, maar ik wilde mijn handen niet vuil maken. De leerlingen begonnen meteen allerlei oplossingen aan te geven, maar niet de juiste. Toen gaf ik ze enkele materialen, waaronder een magneet. Daarna hadden ze het snel door dat ik de paperclip met de magneet moest aantrekken.

Daarna gaf ik elke leerling een magneet en mochten ze in de klas rondlopen en uittesten welke voorwerpen er aangetrokken werden en welke niet. De leerlingen waren telkens enthousiast als ze iets gevonden hadden dat de magneet aantrok. Na het zoeken in de klas moesten de leerlingen in groepjes gaan zitten en moesten de ze enkele proeven uitvoeren. Bij elke proef moesten ze eerst noteren wat ze dachten dat er ging gebeuren. En op het einde van een proef werden de verschillende bevindingen van alle groepjes besproken. Op die manier waren de leerlingen zelfontdekkend aan het leren. Bij de laatste proef moesten de leerlingen zelf een kompas maken met een naald, een kurk, een kommetje water en een magneet. Ze moesten er zelf achter komen hoe ze dat moesten doen. Dit lukte heel goed doordat ze in de vorige proef ontdekt hadden dat je metalen voorwerpen ook zelf magnetisch kon laten maken en ook doordat de leerlingen in het thema ervoor over de windrichtingen en het kompas geleerd hadden.

Op het einde van de les vroeg ik aan de leerlingen waarvoor we in het dagelijkse leven nu eigenlijk magneten gebruiken. Ze vonden een heleboel dingen. Ik zag dat de leerlingen hier graag meer over wilden weten, maar ik kon er niet op ingaan. Ik kreeg geen tijd meer om nog een les te geven over de magneten. En zoals ik al eerder heb vermeld, kan je op stage niet altijd ingaan op de inbreng van de leerlingen. Je moet je aan de lessen die je voorbereid hebt houden. Dat is jammer.

Na deze les heb ik goede feedback gekregen van mijn mentor. Ze vond het goed dat de leerlingen zoveel hebben mogen ervaren. Ze vond het ook knap dat ik zoveel materiaal bij me had en dat de leerlingen alles met eigen ogen konden aanschouwen.


Wat ging er goed?
  • Ik heb geprobeerd om de les van magneten, die oorspronkelijk vooral gericht was op techniek, nog andere bestaansdimensies te geven. Zo had ik nog mens en ruimte (maken van kompas om je te oriënteren) mens en natuur (de aarde is een grote magneet) en mens en medemens (samenwerken in groepen) aan de les toegevoegd.
  • De leerlingen zijn gedurende de hele les actief aan de slag mogen gaan. Ze hebben veel mogen ervaren en hebben dus ook zelfontdekkend geleerd
  • Ik had een leuke instap gevonden, waardoor de leerlingen zeer betrokken waren.
  • Ik heb goed aangesloten bij hun beginsituatie. In het vorige thema hadden de leerlingen geleerd over de windrichtingen en hoe ze zich moesten oriënteren, hierop heb ik ingespeeld met het maken van het kompas.

Wat ging er minder goed?
  • Ik heb weinig verschillende werkvormen gebruikt. Bij de instap heb ik klassikaal gewerkt. Voor de rest van de les heb ik de leerlingen in groepjes laten werken. Als er dan een uitleg nodig was, werd die klassikaal gegeven.
  • Ik kon niet inspelen op de inbreng van de leerlingen. Ik zag dat de leerlingen meer wilden weten over magneten in het dagelijkse leven. Hier kon ik jammer genoeg niet op inspelen door de beperkte tijd.

Wat haal ik hier nu uit?
Uit deze les haal ik nogmaals dat leerlingen het beste leren als ze zelf actief aan de slag kunnen gaan, als ze zelf veel kunnen ervaren. Dat heb ik gemerkt omdat ze een paar lessen later nog steeds de inhouden van die les konden vertellen zonder dat ze er nog eens bezig mee waren geweest. Bovendien heb ik ook geleerd dat als je goed aansluit bij de beginsituatie van de leerlingen, je hen veel meer zelfstandig aan het werk kunt zetten. Op die manier was het proefje van het kompas een leuke opdracht en niet een moeilijke. Ze begrepen het meteen.

Groetjes,
Sofie